Prepositions

Voorzetsels zijn het moeilijkste deel van elke taal en moeten uiteindelijk gaandeweg geleerd worden. Hier is een lijst met Zweedse voorzetsels en hun betekenis bij benadering.

av - door/van
Boken är av Lindgren. - Het boek is van Lindgren.
Opmerking: Zinnen als 'koning van Zweden' worden bijna altijd geformuleerd als Sveriges kung.

emot - tegen
Han är emot den nya skatten. - Hij is tegen de nieuwe belasting.

framför - voor
Hon är framför mig. -Ze staat voor me.

från - van
Är ni från Sverige? - Komt u uit Zweden?

för - voor/tot/van
Det var bra för fisk. - Het was goed voor vis Han är rädd för barn. - Hij is bang voor kinderen. Eva presenteras för Vince. - Eva wordt voorgesteld aan Vince.

för…..sedan - …… geleden
Vi var där för tre veckor sedan. - We waren er drie weken geleden.

genom - door
Gå genom dörren. - Ga door de deur.

hos - op
Jag är hemma hos en kompis. - Ik ben in het huis van een vriend.

i - in
Jag är i Sverige. - Ik ben in Zweden.
BUT* Jag talar i telefon. - Ik spreek aan de telefoon.

ifrån - van
Vi kommer från USA. - Wij komen uit de VS.

med - met
Hon är med oss. - Ze is met ons.

mot - naar/tegen
Den här bussen går mot stan. - Deze bus gaat richting de stad.
Han lutar mot väggen. - Hij leunt tegen de muur.

om - over
Hon pratar om dig. - Ze praat over jou.

- op/in/bij
Glaset är på bordet. - Het glas staat op tafel.
Vi sitter på vår plats. - Wij zitten op onze plaatsen.
Han är på kontoret. - Hij is op kantoor.

till - tot
Erick vill resa till Sverige. - Erick wil naar Zweden reizen.

under - onder
Barnet sitter under bordet. - Het kind zit onder de tafel.

vid - bij/door/naast
Eva träffar Vince vid tågstationen. - Eva ontmoet Vince bij het treinstation.

åt - in/naar/voor
Han går åt det hållet. - Hij loopt in die richting.
Eva köper en tröja åt Vince. - Eva koopt een trui voor Vince.

över - over
Han hoppar över stängslet. - Hij springt over het hek.

Enkele veelvoorkomende tijdzinnen:

i en vecka - voor een week
om en vecka - in een week
under dagen - overdag
för en vecka sedan - een week geleden
i våras - afgelopen lente
i vintras - afgelopen winter
i somras - afgelopen zomer
i höstas - afgelopen herfst
i förrgår - eergisteren
igår - gisteren
idag - vandaag
imorgon - morgen
i övermorgon - overmorgen
i natt - gisteravond
i morse - vanochtend
i eftermiddag - vanmiddag
i kväll - vanavond
i måndags - afgelopen maandag
i tisdags - afgelopen dinsdag
i vår - deze lente
i vinter - this winter
en gång om dagen - eenmaal per dag
en gång till - nog één keer